De belastingplichtige die in zijn aangifte een aftrekpost claimt, moet deze aftrek onderbouwen met bewijsstukken. Hoelang dienen deze bewijsstukken bewaard te worden? Uit een uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat deze bewaarplicht ten aanzien van de aftrek van rente eigenwoningschuld feitelijk geen termijn kent.
Uit artikel 3.123 Wet IB 2001 volgt dat financieringskosten voor verbetering of onderhoud van de eigen woning slechts als aftrekpost in de aangifte in aanmerking worden genomen wanneer deze kosten met ‘schriftelijke bescheiden’ zijn te onderbouwen. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat met ‘schriftelijke bescheiden’ met name wordt gedoeld op de kopie facturen van verbouwingskosten en de onderliggende bankafschriften van betalingen.
Een belastingplichtige heeft in 2007 een extra hypotheek afgesloten. In 2007 en in de daarop volgende jaren claimt de belastingplichtige de aftrek van hypotheekrente in zijn aangifte inkomstenbelasting. De Belastingdienst volgt de ingediende aangiften inkomstenbelasting. In 2013 stelt de Belastingdienst vragen over de verhoging van de hypotheek. Belastingplichtige heeft deze inmiddels weggegooid. Naar aanleiding hiervan corrigeert de Belastingdienst de aangifte inkomstenbelasting.
Na een procedure beslist de Hoge Raad als volgt:
“Uit artikel 3.123 Wet IB 2001 volgt echter niet dat de inspecteur gehouden is de in deze bepaling bedoelde schriftelijke bescheiden binnen zes jaren of binnen de navorderingstermijn op te vragen.
(…)
Het voorgaande wordt niet anders door de omstandigheid dat de Inspecteur in andere jaren de aangiften heeft gevolgd.“
Het is dus belangrijk om alle schriftelijke bescheiden (facturen, bankafschriften) ter onderbouwing van de renteaftrek eigenwoningschuld blijvend (digitaal) te bewaren.